Lees hier de column die Floor Rusman voordroeg op het lustrum van happyChaos op 18 december 2010 in de Balie.
Voor meer mensen in deze zaal zal gelden dat de ‘grote politieke instabiliteit’ waarover Felix Rottenberg tien jaar geleden sprak, samenviel met het begin van een grote persoonlijke instabiliteit die ook wel de adolescentie wordt genoemd. Mijn kindertijd, en die van meer jongere chaoten, viel samen met de jaren negentig, de jaren waarin, volgens 2Unlimited, no valley too deep en no mountain too high was. In deze jaren, die door de filosoof John Gray een ‘vakantie van de geschiedenis’ zijn genoemd, leken de grote problemen te zijn opgelost. Op het jeugdjournaal drongen wel berichten door over mensen die in verre buitenlanden met elkaar vochten, maar zelfs die hadden vrolijke namen: ‘Hutu’s en Tutsi’s’, het klonk als een band die speelt op kinderpartijtjes. In Nederland was alles rustig. In 1998 verloren de Centrum Democraten van Janmaat hun laatste zetel: de redelijkheid had gezegevierd, zag ik op het televisiescherm terwijl ik tevreden met een zak gummibeertjes op de bank zat. De vijf miljard jaar die de aarde restte, zou Nederland geregeerd worden door VVD, PvdA en D66. Zinloos geweld was het enige waarover we ons nog zorgen hoefden te maken, naast de dreigende komst van de Betuwelijn.
Na de aanslagen van 11 september en vooral na de moord op Fortuyn realiseerde ik me dat de geschiedenis helemaal niet was afgelopen. Om de chaos tegenwicht te bieden ging ik Geschiedenis studeren, nam abonnementen op verschillende kranten en tijdschriften, bezocht debatavonden en sloot me uiteindelijk aan bij happyChaos. Er gebeurde echter het tegenovergestelde van wat ik had gehoopt. Hoe meer je leest en hoort, hoe minder je het overzicht hebt, en hoe meer je erachter komt dat je eigenlijk niks weet. Op de universiteit, in de krant, bij debatavonden, overal werd ik bestookt met termen als ontzuiling, secularisatie, globalisering, individualisering, allemaal glibberige termen die steeds minder gingen betekenen. De generalisaties en de schijnbaar onvermijdelijke clichés van het publieke debat maakten me wanhopig.
Enkele van de clichés die ik zo vaak hoor en lees zal ik met jullie delen. Een paar jaar geleden, toen het hele land geobsedeerd was met de Nederlandse identiteit, werd er in het publieke debat veel gesproken over de aard en oorsprong van de zogenaamde Nederlandse tolerantie. Zonder er vraagtekens bij te plaatsen praatte iedereen elkaar na: Nederlanders waren zo tolerant vanwege de handelsgeest, die beter gedijt bij pragmatisch wegkijken dan bij ideologische scherpslijperij. Andere mensen wisten zeker dat de tolerantie voortvloeide uit de eeuwenlange strijd tegen het water. Mensen die zij aan zij zandzakken op een dijk staan te gooien, zo is algemeen bekend, hebben geen tijd zich met elkaars overtuigingen te bemoeien.
Op dit moment theoretiseert men naar hartelust over de oorzaken van Wilders’ succes. Werkelijk elke week hoor ik weer iemand zeggen, op een toon alsof hij net een medicijn tegen kanker heeft uitgevonden, dat er door de hele Westerse wereld een tweedeling loopt tussen ‘winnaars en slachtoffers van de globalisering’, tussen aan de ene kant laagopgeleiden wier banen worden ingepikt door Polen, en aan de andere kant kosmopolitische wereldreizigers wie het niet uitmaakt of ze nu in New York, Londen of Parijs naar de opera gaan. Wat dachten jullie bovendien van dagelijks terugkerende opmerkingen als ‘in Limburg wonen geen moslims, terwijl iedereen daar PVV stemt’ en ‘de vrijheid van meningsuiting moet niet worden gezien als een vrijbrief om mensen te kwetsen’? En natuurlijk de gemeenplaatsen die onder twintigers rondzoemen: ‘idealisme bestaat voor ons uit het klikken op een linkje, terwijl mensen vroeger nog de straat opgingen’, ‘we zijn zo gestrest omdat we zoveel keuzes hebben’ en ‘we zijn continu bezig onze identiteit te creëren op Facebook’. Dit zal allemaal wel waar zijn, maar een spannend debat valt er niet over te voeren. Laat staan dat we de chaos beter begrijpen door naar onze navel te staren.
Gelukkig zijn er ook debatten waarin echt nieuwe dingen worden gezegd. Zo ben ik bij een paar gesprekken geweest over de vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid waar er alleen juristen aan tafel zaten – heel anders dan de debatten waarin de gebruikelijke modeldialoog wordt opgevoerd. Een andere manier om het debat minder voorspelbaar te maken, is het zorgen voor een heterogeen publiek: mannen en vrouwen, hoog- en laagopgeleid, autochtoon en allochtoon. happyChaos worstelt hier al jaren mee en zal dit ook moeten blijven doen. Het laten voordragen van een originele en prikkelende column, waarop de sprekers moeten reageren, kan ook een manier zijn om het debat een onverwachte kant op te sturen, zoals bleek bij de columns van Felix Rottenberg bij Overvloed en van David van Reybrouck bij Gezag. En ten slotte kunnen we kiezen voor een thema dat zo complex is dat het onmogelijk is er vanuit de gebruikelijke loopgraven een mening over te vormen, zoals happyChaos in januari gaat doen met het evenement over Afghanistan.
Het zal voor happyChaos niet altijd eenvoudig zijn om de standaardstandpunten en clichés te omzeilen. Maar het doel is al tien jaar het telkens opnieuw zoeken naar onderbelichte thema’s en verrassende invalshoeken, het laten horen van onze stem, een jonge stem, van lef en durf. Met dit streven, en dit streven alleen mag Chaos happy worden genoemd.