Het Parool over het Kamp Holland-diner in Canvas | Door Rob Rombouts
Geen studieboeken als onderwerp maar een zelfmoordaanslag. Studentenclub happyChaos zette studenten aan één tafel met een militair.
De soldaat van de Luchtmobiele brigade die vóór zijn 23ste verjaardag vier missies ‘in die stinkwoestijn’ volbracht (drie keer Irak, één keer Oeroezgan) heeft één advies: “Als we naar Koendoez gaan, stuur dan eigen infanterie mee. Het laatste wat je als soldaat wilt, is door buitenlandse troepen worden beveiligd. Al was het alleen maar omdat ze andere procedures en aanvalstechnieken hebben. Daar raak je van in de war en dat wil een soldaat niet.” Mike van de Vondervoort (26) was één van de vijftien militairen die gisteravond in Canvas aan de Wibautstraat tijdens een maaltijd poogde ‘de kloof te dichten tussen de belevingswereld’ van soldaten en studenten.
De kloof in verschijningsvorm was er in elk geval. De studenten aan zijn tafel staken nogal schril af tegen zijn schedel met gemillimeterd haar, zijn brede torso en de enorme biceps die de mouwtjes van zijn T-shirt straktrokken. Hij vertelde over de missies in Irak (‘een snoepreisje’), over Amerikaanse soldaten die in hun kamp zwembad, Kentucky Fried Chicken, Burgerking en Mediamarkt hebben. Over de dagelijkse bezigheden: “Je rijdt rond en wacht tot je wordt opgeblazen.”
Hij vertelde over de Taliban die in een dorp vrouwen verkrachtten, kinderen in kokend water gooiden en jongetjes meenamen naar een trainingskamp als represaille voor samenwerking met de westerse soldaten. Natuurlijk moeten we in Afghanistan blijven. “Om helemaal weg te gaan is lullig voor al die militairen. Dan zijn we er voor niets geweest.”
Zijn oplossing: veel meer militairen naar het land om de Taliban volledig uit te roeien. “Doen we niets, dan komen ze echt met vliegtuigen met bommen deze kant op.” Hij heeft het Taliban zelf horen zeggen: het Westen is de duivel.
Toen hij en zijn collega-pantserinfanteristen vermoedden dat een Talibanlid zich verborgen hield in een bosje vlak bij hun post van waaruit ze wapensmokkelaars probeerden op te sporen, kilometers buiten de relatief veilige omheining van Kamp Holland, seinden ze een F16 in. Terwijl ze aan de cola en de chips zaten, zagen ze hoe het vliegtuig (‘de vogel’) een vijfhonderdponder dropte op ‘de Taliban met zijn mitrailleurtje en de geit waar hij overheen ging’. En na taxatie van het ongeloof op de gezichten van zijn toehoorders aan zijn tafel. “Ja, zo kwamen wij de dag door.”
Dat geitenneuken was geen verzinsel. Hij had het zelf gezien via de warmtebeelden van zijn raketsysteem. “Het lichaam van die vent had opeens een verlengstuk. Het beeld was wat wazig. Het was een geit of een ezel.”
Van de Vondervoort werd onderscheiden met het Kruis van Verdienste. Op tafel schoof hij met servetten en bestek om duidelijk te maken waarom hij de onderscheiding had verdiend. Een vork was een geparkeerde auto, volgeladen met kunstmest en diesel. “Ik zat in een Mercedesjeep achter de granaatwerper. Het tweede pantservoertuig van onze patrouille passeerde de auto. De man erin blies zichzelf op. Daarna werd er geschoten. Een hinderlaag van de Taliban.”
Van de Vondervoort, die de medic van de patrouille was, werd naar achter geblazen. “Ik kwam aan de goede kant van de jeep terecht. Die gaf beschutting tegen de kogels. Ik schoot terug. Mijn luitenant werd geraakt, hij zei: ik loop leeg.”
Van de Vondervoort prikte een infuus, stopte de bloeding, en rende daarna al schietend naar een ander voertuig, waar nog vijf gewonden lagen. “Die dertig meter was best lang.”
Iedereen overleefde het incident, al had één collega zijn gezicht verbrand en miste een ander een oog. De gewonden werden met een helikopter afgevoerd. “Ik deed het werk waarvoor ik was opgeleid.”
De onderscheiding was mooi, maar mooier was het verzoek van de geredde luitenant om bij te tekenen. “Hij zei: je hebt mijn leven al een keer gered, misschien doe je het nog een keer.” Toch tekende hij na zijn laatste missie in 2007 niet meer bij.
Nu timmert hij aan de weg als evenementenorganisator en geluidstechnicus. Hij heeft veel te danken aan het leger. “Ik was zeventien, een smal ventje. In het leger heb ik een grote bek gekregen.”
Hij wordt moe van de vraag of hij mensen heeft gedood. “Ik heb gevuurd omdat er op mij werd geschoten. Die vent moest dood. Maar ik heb heus geen streepje op mijn helm gezet. Als mensen vragen: heb je daar iemand gedood dan antwoord ik: ik heb levens gered.”
Enigszins verdoofd van dit inkijkje in het leven van een Oeroezgan-ganger, stapten de studenten van tafel. Een net afgestudeerde historicus: “Ik ben er nog steeds niet uit of het goed is dat we naar Koendoez gaan.” Eén ding was duidelijk. “Ik ben van Mike’s leeftijd maar heb tot nu toe een heel ander leven gehad.”
‘Ik heb gevuurd omdat er op mij werd geschoten’